Pakhuizen Joossensgang
In de Antwerpse Damwijk is een zeldzame cluster van maar liefst zeven historische pakhuizen gaaf bewaard gebleven. Om hun totstandkoming op deze plaats te kunnen kaderen moest teruggekeken worden naar het ontstaan en evolutie van deze buitenwijk. De Dam is altijd een klein gehuchtje geweest net buiten de monumentale Antwerpse stadswallen. Bij elke mogelijke belegering werd het gehuchtje dan ook meteen onder de voet gelopen en volledig verwoest door vijandige troepen, waardoor er amper historische constructies overgebleven zijn. Enkel de vroeg-17e-eeuwse St-Jobkapel die bij de melaatsenkolonie hoorde overleefde de eeuwen, en functioneerde als kern van de woonwijk die hier later tot stand kwam. Wanneer in de loop van de 19e eeuw echter de havenactiviteiten uit hun voegen barstten, vonden er grote infrastructuurwerken plaats, zoals de aanleg van spoorwegen met goederenstations en het graven van nieuwe dokken, waardoor de Dam hiertussen volledig kwam ingekapseld te liggen en afgesneden werd van de stad. Hierdoor veranderde het karakter van de residentiële volkswijk al snel naar een industriële hotspot. Naarmate de bewoners wegtrokken, kwamen er meer en meer fabrieken en pakhuizen tot stand, vaak werden hiervoor bestaande gebouwen hergebruikt. Zo was de druk van de industrie op de wijk zelfs zo groot dat men het enige historische gebouw dat overbleef, namelijk de St-Jobkapel, ook omvormde tot een magazijn. Wanneer men eind 19e eeuw de Schijnrivier dichtlegde, ontstond naast de kapel de huidige Joossensgang. In de periode tussen 1895 en 1900 werd deze nieuwe straat in sneltempo volgebouwd met een reeks nieuwe pakhuizen, die heden nog steeds bewaard zijn. Één van de pakhuizen brandde echter in de jaren 1940 uit, waarna achter de oude straatgevel een nieuwe modernistische betonstructuur gezet werd ter vervanging van het verwoeste gebouw.
Uit het onderzoek bleek dat de gebouwen een hoge industrieel-archeologische waarde bezitten als gaaf bewaarde representatieve voorbeelden van de pakhuistypologie. Kenmerkend hierbij zijn onder meer de sobere uitwerking van de gesloten straatgevels met katrol en laadluiken, en de interieurs die opengewerkt zijn tot grote open zalen met zo weinig mogelijk tussenmuren of structurele steunpunten zodat men de waardevolle opslagruimte optimaal kon gebruiken. Het is een unicum voor Antwerpen dat er nog historische pakhuizen overblijven die hun originele functie tot heden behouden hebben, aangezien het de laatste decennia trendy is om oude pakhuizen om te vormen tot lofts of kantoren. Ook is het zeer bijzonder dat er een cluster voorkomt, de overige bewaard gebleven pakhuizen zijn namelijk steeds solitair gespreid over het stedelijk weefsel, waarbij vele gezien hun grote vloeroppervlakte reeds zijn moeten wijken voor grootschalige nieuwbouwprojecten.