De Bollaertskamer van het Gentse Stadhuis

De Bollaertskamer is een gedeelte van het stadhuis dat al verschillende decennia in verval is door leegstand, waardoor de stad op korte termijn een herbestemming ervan wenst te verwezenlijken. Het doel van het bouwhistorisch onderzoek was hierbij om uit te maken welke onderdelen historisch waardevol zijn en moeten behouden blijven, en welke pas uit een latere periode dateren of storend zijn, en dus mogen verdwijnen of aangepast worden bij de herbestemmingswerken.

Het Gentse stadhuis is een uiterst ingewikkeld complex van verschillende aan elkaar gekoppelde volumes uit telkens verschillende stijlperioden. Oorspronkelijk werd echter voorzien dat het stadhuis in één uniforme stijl zou opgetrokken worden, dit had namelijk het grootste gotische profane gebouw van Europa moeten worden. Men vatte de bouw van het megalomane plan aan, maar door economische sancties van Keizer Karel tegen de stad Gent, moest men de bouw ervan staken wanneer slechts een kwart van het gebouw klaar was. Wanneer de stad enkele decennia later terug kapitaalkrachtig genoeg was, werd beslist om de werkzaamheden terug aan te vatten. Intussen was de gotische stijl echter oubollig geworden en had de renaissance zijn intrede gemaakt, waardoor ervoor gekozen werd een nieuw ontwerp in deze nieuwe stijl op te maken. Enerzijds vervolledigde men de bestaande gotische vleugel met de monumentale renaissancevleugel langs de Botermarkt, en anderzijds met de Bollaertskamer langs de Hoogpoort. Verschillende bronnen geven aan dat de gevel van de Bollaertskamer onafgewerkt gebleven is. Men plande namelijk om (een gedeelte van) de naastliggende gotische vleugel af te breken en de renaissancegevel verder door te trekken, maar dit is uiteindelijk nooit gebeurd.

Vanbinnen bestaat de Bollaertskamer uit drie boven elkaar liggende grote open zalen, waarbij de gelijkvloerse verdieping een 19e-eeuwse transformatie heeft ondergaan, maar waarbij alle renaissance-elementen, zoals balksleutels en sluitstenen, nog bewaard bleven. Verrassend genoeg zit ondergronds een minstens even interessant verhaal verborgen. Om de Bollaertskamer kunnen op te bouwen moest op deze plaats eerst een zogenaamd ‘steen’ afgebroken worden. Dit is een typisch Gentse middeleeuwse patriciërswoning, met zeer grote omvang en opgebouwd uit Doornikse kalksteen, terwijl het grootste deel van de stadswoningen in hout waren opgetrokken. Het desbetreffende steen kreeg de naam de ‘Langhe Hegghe’ mee en de zeer indrukwekkende kelders zijn perfect bewaard gebleven onder de Bollaertskamer. De gewelven zijn zelfs zodanig hoog dat ze boven het straatniveau uitsteken. Dit wil zeggen dat ze tijdens de opbouw van de Langhe Hegghe zelfs nog hoger kwamen aangezien in de loop van de 13e eeuw alle Gentse straten met ongeveer een meter opgehoogd werden.