Generaal Van Merlenstraat, Zurenborg, Antwerpen

De prestigieuze Cogels-Osylei kan waarschijnlijk als de mooiste en meest indrukwekkende residentiële straat van Antwerpen gezien worden. De Zurenborgwijk bleef eeuwenlang een ruraal open landschap, tot hier in de tweede helft van de 19e eeuw in sneltempo verandering in kwam. Bij de aanleg van het ringspoor in deze buurt zag de familie Cogels en Osy hun kans schoon om hun gronden ten gelde te maken door ze te verkavelen. Er werden nieuwe straten getrokken door wat voorheen velden en weiden waren, en er werd een Naamloze Maatschappij opgericht om de bouw van de huizen te organiseren. Dit kan gezien worden als grootschalige projectontwikkeling avant la lettre. Zoals heden nog kan gezien worden focuste de Maatschappij zich op de meer gegoede burgerklasse. Waar opbrengsteigendommen doorgaans bestonden uit uiterst sobere uniforme woningen, werd hier samengewerkt met verschillende toonaangevende architecten die elke woning een individueel uitzicht gaven met hoge architecturale kwaliteit.

Het hoogtepunt van deze architecturale topomgeving zou de centrale straat die de wijk doorsnijdt worden, namelijk de Cogels-Osylei. Buiten enkele ‘basisregels’, zoals aanleggen van een voortuintje en gebruik van dezelfde tuinomheiningen, mochten de architecten hier hun fantasie de vrije loop laten gaan. Er komen zowel solitaire woningen voor in elke mogelijke architectuurstijl, als gegroepeerde woningen die zodanig ontworpen zijn dat ze op één groot stadspaleis lijken terwijl het eigenlijk verschillende individuele huizen naast elkaar zijn. De nadruk en het bouwbudget werd dus duidelijk bij de straatfaçades gelegd, men ging ervan uit dat als men een prestigieuze omgeving creëerde, men dan de allerrijkste klasse zou kunnen overtuigen om hier te komen wonen.

Het midden van de straat wordt opengetrokken door een breed rond punt, waarrond architect Ernest Dieltiens een ensemble van vier “witte paleizen” voorzag. Ook hierbij gaat het terug over onopvallend aan elkaar geschakelde aparte woningen in plaats van één groot wooncomplex. Hoewel de paleizen een grote uniformiteit uitstralen door hun zelfde gevelafwerking, dakvolumes en decoratie, kan de opmerkzame voorbijganger toch opmerken dat deze niet identiek uitgewerkt zijn. Waar de straatfacades uitzonderlijk rijkelijk uitgewerkt zijn, wordt duidelijk dat dit slechts een decor is eens men naar de achtergevels en het interieur gaat kijken, welke tegen de hoge verwachtingen die de voorgevel met zich meebrengt in, als een doorsnee burgerlijke woning uit die tijd vormgegeven zijn.